Schaatsverhalen van Bram Vreugdenhil

Bram Vreugdenhil
Genealogiecode: C XI an
Door: Bram Vreugdenhil
Bron: Bram Vreugdenhil
Foto: Bram Vreugdenhil

Dat er veel sportieve Vreugdenhillen zijn, is inmiddels wel bekend. Bram (Abraham) Vreugdenhil uit Hardinxveld- Giessendam heeft zijn jeugd aan het St. Jorispad in Naaldwijk doorgebracht. En vroeger waren er nog echte winters en dus meer mogelijkheid tot schaatsen. Abraham heeft voor de Vreugdeschakel enkele schaatsverhalen en –avonturen van zijn familie opgeschreven.

Vader Kees (C X aa), geboren in 1919 ging als 14-jarige al naar Gouda op Friese doorlopers. Voor het eerst met buurman Huib van Rij. Ze vertrokken ’s morgens om vijf uur. Kees had een tas vol boterhammen. Huib voor hij vertrok een paar borrels jenever en niets eten. In 1933 kon je de Schie nog over, er werd toen minder gevaren. Je had daar een café en werd je over gezet. Daar werden ook de eerste boterhammen gegeten en buurman Huib nam uiteraard jenever. In Gouda het zelfde verhaal, eerst een paar borrels en Goudse pijpen op de mouwen en weer terug. Uit de verhalen begreep ik dat ze ’s avonds omstreeks zeven uur weer thuis waren. Hoeveel keer Kees geweest is weet ik niet, maar zeker elke winter als het ijs het toe liet. Daarna is Kees nog vele malen geweest, zo ook met buurman Middelburg, die nam niet alleen pijpen mee, maar ook Gouds vuur. Die man schaatste en draaide tegelijkertijd shagjes waarbij hij met zijn oude de nieuwe aanstak. Kees schaatste in 1963 voor het eest met zijn oudste zoon Dik de bekende tochten.

Traditie voortgezet
22 jaar later werd de traditie voortgezet door zoons Bram, Liza en Dik. In 1985 op de schaats naar Gouda. Op 15 februari schaatsten de broers en buren van het St. Jorispad in Naaldwijk naar Vlaardingen. Zoals altijd als er ijs ligt om 13.00 uur verzamelen bij de Galgewegbrug bij fami- lie Middelburg. Tijdens de heentocht was er altijd tegenwind, maar door het mooie en harde ijs zat de club toch al om half drie aan het bier. Na een uur in de kroeg komen de verhalen pas echt los. Ook over de broertjes Vreugdenhil, dat ze hetzelfde jaar als eerste in Café de Kroon waren. Waarschijnlijk staat onze naam nog steeds geschilderd op de balk aan de bar, vertelt Bram. Daar werd het idee geboren om de volgende dag maar eens een po- ging te nemen naar Gouda te gaan, drie broers en een zus.

Tocht naar Gouda
Om zes uur in de ochtend vertrokken we met helder vriezend weer, -18 graden maar windstil. Aangekomen bij Schipluiden stonden daar nog 17 schaatser te wachten. Ze hadden wat op gevangen van die ‘Vreugies’, dat ze naar Gouda gingen en dat wilden ze ook wel. Wij broers wisten ongeveer de weg wel, mijn broer Dik was er met pa wel eens geweest, maar dat was wel 20 jaar geleden. Er bleek nogal wat veranderd, daar kwamen we al gauw achter. Op de Vlaardingse vaart na Vlietzicht derde sloot naar links, dat ging goed. 500 meter voor de Schie naar rechts, het hele gebied van de Spaanse polder was inmiddels volgebouwd, een en al baggersloten. We moesten meer klunen dan schaatsen. Om negen uur zaten we op de ringvaart bij Rotterdam, dat stuk ging wel vlot, maar we gingen te snel rechtsaf en kwamen in het centrum uit. Alle 22 man weer omdraaien met als reactie: “He man, gaan we nu al terug?” Bij de eersten waren de bevriezingsverschijnselen al zichtbaar. “Nee, we zitten verkeerd”. “ZITTEN? We schaatsen toch!” Om 11.30 uur waren we de Kralingse plassen gepasseerd en zaten goed op weg naar Moordrecht waar de beruchte sloot is met wel 100 bruggen. Elke keer weer klunen, beschermers om en dat met 22 man. Om 12.30 uur aangekomen bij de sluizen bij Gouda. Daar hebben we vier taxi,s gebeld en zijn naar het centrum gebracht. Eerst pijpen gekocht en op truien en mutsen genaaid, daarna erwtensoep, maar voor- al warme punch, heel veel punch.

Liza Schenk
Om twee uur ’s middags – eigenlijk veel te laat – aan de terugtocht begonnen. De beschermers onderbinden deed niemand meer. Het ging vlot. Ja, wat wil je met punch op en ook nog voor de wind. Om vijf uur kwamen we weer aan op de Vlaardingse vaart. M’n broer Liza dacht “ze kunnen me wat, maar nu weet ik zelf de weg wel”. Die heeft me toch een slag, ze noemden hem gelijk Liza Schenk. Rond zes uur waren we weer thuis op het kanaal en al onze pijpen nog heel. En daar ging het tenslotte om. Vijf dagen later reed ik de Elfstedentocht en heb de tocht ook uit gereden.