Ds. Cees Vreugdenhil en Cees Janse legden basis onder kerk Papoea

Ds. Cees Vreugdenhil (l.) en onderwijskundige C. Janse. Beiden werkten lange tijd in de Indonesische provincie Irian Jaya, het huidige Papoea.
Genealogiecode: O XI k
Door: Redactie
Bron: Familiestichting
Foto: Dick Vos

Ds. Cees Vreugdenhil leidde tussen 1974 en 1987 in Papoea predikanten op. Zijn naamgenoot C. Janse was van 1981 tot 1991 betrokken bij de kadervorming. „In de zending moet je leren af te zien van je eigen gedachten over hoe dingen moeten gaan. De Heere leert ook zendingswerkers Zijn voetstappen te drukken.”

De aankomst in de Indonesische provincie Irian Jaya, het huidige Papoea, herinnert ds. Vreugdenhil zich nog als de dag van gisteren. De predikant van de gereformeerde gemeente in Vlissingen was met zijn vrouw vervroegd naar het gebied gestuurd. Aanleiding vormde de verwoesting van de zendingspost in Nipsan, op 11 mei 1974. Diverse inlandse evangelisten met hun vrouwen en kinderen kwamen om. „De deputaten wilden zo snel mogelijk iemand uit Nederland sturen, om ter plaatse te helpen.” Bij aankomst, op tweede pinksterdag 1974, bleek hoe instabiel de situatie was. „Bewoners van Pass Valley dreigden de Nederlanders te doden. Voor hen stond vast dat als gevolg van de komst van zendelingen hun familieleden door de bevolking van Nipsan waren vermoord.” Een week later werden de Nederlanders geëvacueerd. Alleen teamleider Henk Looijen en de net gearriveerde ds. Vreugdenhil moesten achterblijven in één van de woningen. „Henk gaf me een bijl en zei: als het nodig is, kunnen we ons hiermee verdedigen.”

Voorbereiding
Een sprong in het diepe”, zo noemt de Vlissingse voorganger het vertrek naar Papoea. „Het was de bedoeling dat we nog enkele maanden werden voorbereid op de uitzending. Of het vervroegde vertrek onverantwoord was?” De predikant zwijgt even. „Laat ik het zo zeggen: we hebben er uiteindelijk niet onder geleden. Ook in het diepe kun je leren zwemmen.” Voor het echtpaar Janse, dat in 1981 naar Papoea vertrok, duurde de voorbereiding op de uitzending ruim twee jaar. Oorzaak vormde het langdurig wachten op een visum om in Indonesië te kunnen werken. Toch is Janse, destijds directeur van een basisschool in het Zeeuwse ’s-Gravenpolder, niet negatief. „Zeker, het duurde erg lang. Maar daardoor konden onze vijf kinderen goed worden voorbereid. Tegen de tijd dat we vertrokken, hadden we tijdens hun verlof inmiddels alle zendingswerkers ontmoet met wie we zouden samenwerken. En Bijbelvertaler dr. Chris Fahner heeft ons uitgebreid begeleid bij culturele antropologie en taalkunde, zodat we al heel veel wisten over de bevolking waaronder we zouden gaan werken.”

Roeping
Aanvankelijk was het voor ds. Vreugdenhil, die op 23-jarige leeftijd werd toegelaten tot de predikantenopleiding van de Gereformeerde Gemeenten, niet duidelijk dat hij zendeling moest worden. Dat veranderde bij het zien van een film die zendingspredikant ds. G. Kuijt vertoonde aan studenten van de Theologische School in Rotterdam. „Hij liet ons zien hoe er in Landikma behoefte was aan een zendingsechtpaar. Dat was de eerste keer dat ik dacht: Roept de Heere mij?” In zijn studeerkamer werd de theologiestudent niet lang daarna bepaald bij het gezicht dat de apostel Petrus kreeg, waardoor de Heere deze opdroeg het Evangelie onder de heidenen te verkondigen. „Daarna werd ik geleid naar het beeld van de Macedonische man die riep: „Kom over en help ons.” Ik was er bewogen onder. Het leidde tot het gebed: „Heere, als u roept, wilt U dan een klop op de deur geven?”” Nog dezelfde dag ging de telefoon. „Ds. Vergunst belde dat hij in vergadering zat met de zendingsdeputaten. „Je weet van de vacature in Landikma”, zei hij. „We dachten aan jou, hoe kijk je daar tegen aan?”” Kort daarop besloten student Vreugdenhil en zijn vrouw om gehoor te geven aan de roep uit Papoea. Hoewel ds. Kuijt de jonge predikant graag zo snel mogelijk naar Papoea zag komen, rondde deze eerst de Theologische School af. Eenmaal in Papoea kreeg ds. Vreugdenhil de kerkelijke kadervorming als hoofdtaak. „De zendingsdeputaten zagen het belang daarvan in. Het opleidingsniveau onder de inlandse bevolking was minimaal. Voor het leren kennen van de Bijbel en voor een geordend kerkelijk leven is scholing noodzakelijk. Daarom ontstonden er Bijbelscholen in de dorpen en later de Middelbare Theologische School in Pass Valley, waar predikanten werden opgeleid.” Voor Janse werd de weg naar de zending geleidelijk gebaand. „Het was God die Zijn hand op ons leven legde”, zo omschrijft de nu 65-jarige oud-zendeling het. „Als onderwijzer voelde ik me steeds meer betrokken bij de zending. Ik vertelde er graag over aan de kinderen. Als een schoolverlater me zei later zendeling te willen worden, gaf me dat grote vreugde.” Het was tijdens de uitzenddienst van een zendingszuster dat het echtpaar Janse gevoelde zelf zendeling te moeten worden. „Het werd onderwerp van ons gebed, hoewel er vragen bleven. Bijvoorbeeld over hoe het zou gaan met onze vijf kinderen. Toen de zending in 1979 een onderwijsdeskundige zocht, die een school moest opzetten voor de lokale bevolking in Papoea, was voor ons echter duidelijk: hiertoe roept de Heere ons.”

Overgangssituatie
De periode waarin ds. Vreugdenhil en Janse in Papoea actief waren, kan achteraf gekenmerkt worden als een overgangssituatie, waarin de zending het pioniersstadium achter zich liet en de kerk voorzichtige stappen zette op de weg naar zelfstandigheid. Hoewel het pionierswerk in de nog niet met het Evangelie bereikte gebieden doorging, wierp de kadervorming haar vruchten af. De aan de Bijbelscholen en de Middelbare Theologische School opgeleide Papoea’s namen steeds meer werk over van de Nederlandse zendelingen. Uiteindelijk ontstond in 1984 een zelfstandige kerk. Ds. Vreugdenhil: „De verzelfstandiging kwam mede tot stand onder druk van de Indonesische overheid. Die dreigde geen visa meer te verstrekken aan buitenlanders tenzij die op verzoek van een lokale kerk werkten.” Janse: „Achteraf denk ik: die druk heeft ook positief gewerkt. Anders hadden we het moment dat je kon zeggen: „De kerk in Papoea is klaar voor zelfstandigheid”, steeds voor ons uitgeschoven.” In de periode dat ds. Vreugdenhil aan het roer stond van de Bijbelschool, viel het besluit om zowel gembala’s (herders) als pendeta’s (leraars, predikanten) op te leiden. „Er was nood, ds. Kuijt en ik konden onmogelijk alle gemeenten dienen en de sacramenten bedienen. Niet alle Papoea’s waren toentertijd in staat om de volledige predikantenopleiding te doorlopen. Daarvoor was hun niveau eenvoudigweg te laag. Daarom is besloten een niveauverschil aan te brengen.” De predikant vindt dat de keuze voor twee soorten voorgangers goed is uitgepakt. „Het was een maatregel die paste in de overgangsfase van toen. Tegenwoordig blijkt er dat door het gestegen opleidingsniveau geen gembala’s meer hoeven te worden opgeleid. Allen die voor predikant studeren, worden bevestigd tot pendeta.” Onder leiding van Janse werd de Sekolah Ketrampilan Kejuruan (SKK) opgezet. Dat was een korte beroepsopleiding, die praktische praktische vaardigheden onderwees waaraan in het binnenland behoefte was. Janse: „Denk aan kleding maken, timmeren en rotan vlechten. Voor vrouwen was dit een uitgelezen kans om in het eigen gebied onderwijs te volgen.” De zending zette een sponsoringsysteem op, waardoor middelbaar en hoger onderwijs gevolgd kon worden. Janse: „In Wamena, een centrale stad in het bergland, en aan de kust is een internaat gebouwd.” Ondertussen onderwees ds. Vreugdenhil op de Bijbelschool, niet alleen in de kennis van de Schrift, maar ook in de gereformeerde belijdenisgeschriften. „Dat ging met vallen en opstaan”, zegt de predikant. „Steeds weer gingen we terug naar de Bijbel, bijvoorbeeld naar Handelingen 13, om de achtergronden van de ambten in de kerk te schetsen. Op deze wijze is, met heel veel geduld, een kerkelijk leven ontstaan dat op de gereformeerde leer gebaseerd is.” Janse: „De Papoea’s waren eraan gewend dat de hoofdmannen alles bepaalden. Een hiërarchische besturing van de kerk zou daarop beter hebben aangesloten. Gelukkig koos de ZGG voor het presbyteriale systeem, waarbij de kerk van onderaf bestuurd wordt. Het kostte tijd om dat in te voeren, omdat het tegen de cultuur van de Papoea’s inging.”

Te hard van stapel
Ondanks de lange aanloop heeft het presbyteriale systeem zijn nut bewezen, zegt ds. Vreugdenhil. „Na de verzelfstandiging van de kerk bleek ze steeds beter op eigen benen te kunnen staan. Daarbij heeft geholpen dat er we vanaf het begin op aan werkten dat ambtsdragers hun verantwoordelijkheid serieus namen.” Janse: „Met de kennis van nu denk ik: We liepen soms te hard van stapel. Het ontstaan van de gereformeerde kerk in Nederland was een kwestie van lange adem. We moeten daarom maar veel geduld opbrengen voor de ook nu nog jonge kerk.” Ds. Vreugdenhil: „Een voorbeeld is de wijze waarop ik in de lessen omging met de belijdenisgeschriften. Als het ging om een thema als de afval der heiligen, voldeed het niet om naar de belijdenissen te verwijzen. Want, reageerden de Bijbelschooljongens dan: „De evangelische kerken rondom ons leren precies het tegenovergestelde.” Op zo’n moment was het nodig terug te gaan naar de Schrift en in te gaan op vragen als: „Wat zegt Johannes 10 over de schapen en de Herder, wat zegt 1 Petrus over de erfenis die God bewaart voor de Zijnen?”” Ondanks dat ds. Vreugdenhil meent dat de zendingskerk sneller dan wenselijk werd verzelfstandigd, is hij daarover niet negatief. „Het opleiden van gembala’s en pendeta’s was mijn levenswerk. Zij gingen verder met het werk toen ik naar Nederland terugkeerde.” Janse: „De theologische toerusting, de kadervorming en het diaconale werk hebben elkaar altijd versterkt. De Papoea’s zijn weerbaarder geworden voor de nieuwe context waarin ze gingen werken en leven.”

Zelfstandig
Ds. Vreugdenhil: „De kerk in Papoea is nu bijna dertig jaar zelfstandig, de afhankelijkheid van de zending is verdwenen. Wat dat betreft zijn in een halve eeuw de rollen omgedraaid. Een voorbeeld: 38 jaar geleden woonde een jonge Papoea, hij heet Er Dabi, bij ons in. Hij is nu als districtshoofd in dienst van de regering. Malchus Nekwek, de vroeger huisjongen van ds. Kuijt, is al vele malen gekozen tot voorzitter van de synode van de GJPI.” Tegelijkertijd ziet de predikant met zorg hoe de bevolking van de vroegere zendingsgebieden in zijn oog doorschiet. „Ook in Papoea draait alles inmiddels om westerse luxe zoals mobieltjes en tv. Er is voor de bevolking een nieuwe wereld opengegaan, met nieuwe gevaren, waar de satan net zo goed door werkt als door het oude heidendom.”

Janse: „In Papoea heeft in een halve eeuw een verandering plaatsgehad die in Nederland vele eeuwen duurde. Er zijn zoveel invloeden in die context waar we vanuit Nederland geen enkele greep op hebben.” Ds. Vreugdenhil: „Er blijft een cultuurkloof. Die is wel te overbruggen, maar dat vraagt oog voor de manier waarop de samenleving in Papoea in elkaar zit.” Janse: „Toch raakt het me als je ziet hoe losbandig jongeren soms leven.” Ds. Vreugdenhil: „Enkele weken geleden was ik in Papoea. Op de begraafplaats zag ik verschillende graven van jonge mensen. De meesten zijn gestorven aan aids.” De twee voormalige zendelingen zwijgen even. Zijn ze somber? Ds. Vreugdenhil: „Als je kijkt door onze westerse bril lijkt het misschien of er veel fout gaat. Toch heb ik hoop. De Heere gaat door. Er is ook onder de jongeren een groep die zoekt naar de leiding van de Heere in hun leven.” Janse, die na zijn vertrek van het zendingsveld nog zo’n tien keer terugging naar Papoea, geeft aan dat hij de situatie daar wil beoordelen vanuit een kritische verbondenheid. „Soms lijkt het er op dat de kerk daar in een soort louteringsfase terecht gekomen is. Papoea’s zijn zeer zelfbewust geworden. Ze maken soms keuzes die niet de onze zijn. Als Nederlander is het dan op eieren lopen als je daar op een goede manier mee wilt omgaan.” Ds. Vreugdenhil: „Wat dat betreft zijn de verschillen tussen christenen in Papoea en in Nederland niet zo groot. Bij alle mensenwerk dat verricht wordt is het voor iedere christen nodig gebouwd te zijn op het vaste fundament van het geloof in Christus.”

Ds. C. G. Vreugdenhil
Ds. C. G. (Cees) Vreugdenhil (66) is predikant van de gereformeerde gemeente in Vlissingen. Van 1974 tot en met 1987 werkte hij als theologisch docent namens de Zending Gereformeerde Gemeenten in het centrale bergland van de Indonesische provincie Irian Jaya. Aanvankelijk vanuit het dorpje Landikma, later vanuit het centraler gelegen Pass Valley. Terug in Nederland diende ds. Vreugdenhil de gemeenten van Vlissingen, Lelystad, Groningen en sinds 2004 opnieuw Vlissingen. Ds. Vreugdenhil speelde een belangrijke rol bij de totstandkoming in 1984 van een zelfstandige kerk in het gebied. Hij ondersteunde de Gereja Jemaat Protestan di Irian Jaya (GJPI) bij de kadervorming en introduceerde de gereformeerde leer en belijdenisgeschriften in de nieuw gevormde kerk. Na zijn terugkeer naar Nederland bleef de predikant betrokken bij het werk in Papoea, zoals Irian Jaya na een naamsverandering in 2000 heet. Regelmatig keerde hij terug voor het geven van kortdurende theologische bijscholing. Ds. Vreugdenhil publiceerde verschillende boeken, waaronder drie over zending in Papoea.