Dick Vreugdenhil “leven na de Schilderswijk”

Dick Vreugdenhil
Genealogiecode: C XI ah
Door: Redactie
Bron: Familiestichting
Foto: Dick Vreugdenhil

Zijn principes brachten Dick Vreugdenhil (48) in het Schilderswijk. Wie dienst weigerde kwam waar anderen niet wilden werken. De school waarvan hij na 25 jaar afscheid heeft genomen, is een zwarte school. Een geuzennaam, vindt hij. Over Vivian uit Ghana en alle kinderen van wie het de bedoeling is dat je ze verder brengt.

‘Mijn ideaal: elk kind dat je uit de stront haalt, is er een’

De overgang is vrij drastisch. Van een zwarte school in hartje Haagse Schilderswijk naar (weliswaar twee) zo goed als witte scholen in het schilderachtige Brielle. “Ik heb in Brielle twee allochtone leerlingen en een allochtone assistent groepsleider ontmoet. Ik zei nog: ‘He, ik ben blij dat ik weer allochtonen zie!’ Nee, dat is onzin. Het gaat om kinderen. Het is de bedoeling dat je ze allemaal een stapje verder brengt. Ik denk dat je problemen achter elke voordeur vindt. Aileen in Den Haag wat vaker op straat. En in de Schilderswijk dan nog weer wat vaker.”

Het was allemaal niet zo gelopen als hij die boerderij in Brielle niet door een erfenis in de schoot geworpen had gekregen. Zoals hij 26 jaar geleden – lang haar, spijkerbroek met stukken — nooit op de Prinses Irene-school terecht was gekomen als hij geen militaire dienst had geweigerd. “Dan kom je waar niemand wil werken. Een achterstandswijk.” Als zoon van een tuinder op het eiland Roozenburg, die toen Dick twaalf was naar het Westland verhuisde, had hij als student op de pabo in Rotterdam nooit van de Schilderswijk gehoord. “Als je nu Schilderswijk zegt, gaan overal alarmbellen rinkelen.

Onterecht, vind ik. Mijn associatie met de Schilderswijk is bruisend, levendig, er gebeurt altijd wat. Die school heet ook niet voor niets Irene. Het hoeft niet allemaal vanzelf te gaan.” Hij werd de `mees’ die samen met collega’s van de school, leerlingen en hun ouders tussen 1996 en 1998 nationale bekendheid kregen door de documentaireserie ‘Haagse Klasse’. Een onthullend en vaak ontroerend beeld van het’leven op een basisschool met leerlingen van tientallen verschillende nationaliteiten en soms illegaal in Nederland verblijvende ouders. “Dat beeld geldt voor elke willekeurige binnenstadsschool. Ik hoop, dat het voor de beeldvorming goed is geweest. Dat iedereen ziet dat er megaproblemen zijn, maar dat er keihard aan wordt gewerkt. Ik denk dat het voor de politiek zo wel heeft gewerkt. Voor het onderwijs ook. Ik hoor van mijn dochter dat de banden zelfs op de universiteit worden gebruikt. Ik denk alleen dat de tijd voor uitzending nu beter was geweest. Maar de AVRO die het uitzond, is nu alleen bezig met kunst, kitsch en diertjes en niet met onderwijs. Voor mijzelf betekende die serie dat ik me altijd heel kwetsbaar heb opgesteld. Ik had in een uitzending gezegd dat een die uitspraak. Die jongen was in Turkije nooit naar school geweest en al­,leen met de geiten bezig geweest. En die moet dan bier wel? Na de Irene is hij nooit meer naar school geweest. Dat neem ik de omgeving wel kwalijk. In Nederland zijn we sterk in het signaleren, maar daarna blijft het stil. Want wie zitten er allemaal bovenop? Jeugdzorg. Justitie soms. Signaleren en niks doen. Het is geen onverschilligheid, denk ik. Ik denk dat het angst is: wat wordt er over mij of mijn instantie gezegd?”

Trots
Vreugdenhil heeft zelf een paar duidelijke oneliners: school is de hoeksteen van de samenleving, elke school moet een afspiegeling van de wijk zijn, een school moet een smoel hebben. Ervaringen van een kwart eeuw binnenstadsschool. “Ik heb de autochtonen zien vertrekken en de allochtonen zien komen. De eerste Surinaamse kinderen en daarna de Marokkaanse en Turkse kinderen. Daarmee steeg het leerniveau. Er kwamen heel gemotiveerde mensen binnen. Wat daarna kwam, was heel breed. We werden een zwarte school. Ik vind dat zo’n mooi woord! Zwart is per definitie iets waar je niet vrolijk van wordt. Terwijl ik zeg: wees er trots op! Op zwarte scholen loopt de grootste kwaliteit aan personeel rond. Je moet over-al verstand van hebben. Je moet ook in het Nederlands onaanspreekbare kinderen laten lezen als ze in groep 5 binnenkomen. De zorg is op zo’n school ook veel groter. Dat heb ik natuurlijk niet voor niets bevochten. Ik heb ook altijd gezegd, in de discussie die je nu weer in Rotterdam hebt, dat je geen zwarte kinderen moet spreiden, maar breng blanke kinderen naar de binnenstad. Men is gewend met zoveel verschillen te werken. Ik kan wel begrijpen dat bepaalde concentratie niet goed is. Maar we hebben het met z’n alle ten gebeuren. Eerst is de bovenlaag autochtonen vertrokken, nu huist de bovenlaag allochtonen naar de Vinex-Wijken. Wat blijft er achter? Daar maak ik me wel zorgen over.” Maar hij ligt er niet van wakker ‘s-nachts. “Nooit gedaan ook.” Er is leven na de Schilderswijk. hem, maar voor wie hij heeft achter gelaten? “Die gaan ook wel door”. Ook al zijn er leerlingen die hem altijd bij zullen blijven. “Alle leerlingen waar je een bepaald iets hebt. Een van mijn eerste leerlingen Lucia Monkau, een Surinaamse meid met van die leuke vlechtjes. Vivian uit Ghana die ik heb laten onderduiken. Ze doet nu accountancy in Rotterdam en komt elk jaar een keer langs om te vertellen hoe het met haar gaat. Natuurlijk zijn er ook leerlingen met wie het slecht is gegaan. Maar dat zeg ik nu alleen omdat je er naar vraagt, want er wordt al genoeg negatief gepraat”.

Broekje
Als de jeugd de toekomst heeft, komt het wel goed met Nederland, zegt Vreugdenhil. “Het komt altijd goed. Had de generatie voor ons verwacht dat het met ons goed zou komen? Ze zijn nu alleen later volwassen. Ze kennen alleen hoog conjunctuur en hebben geen tegenslagen meegemaakt. Dan is het ook durven en willen verantwoordelijkheid dragen. Ik vind dat we zelf op sommige punter]. zijn doorgeslagen. Mijn zoon ging naar de schoolarts. Hem­pje uit, broekje aanhouden. Toen had de vrouwelijke arts een boek met plaatjes hoe jongetjes er in een bepaalde face uitzien en vroeg: ‘Hoe ziet het er bij jou uit?’ Een school-arts?! Ik heb hier een dik Arbo-plan voor onderwijsgevenden. Waarin opgenomen ‘duwen, tillen en trekken’.

sproken frik geweest. “ik wilde geschiedenis studeren, maar werd uitgeloot. Toen was het de sociale academie of de pabo. ik ben de enige uit het dorp die nog naar school ging. Dan riep er altijd iemand als ik naar school ging ‘Zo luie flikker, ik ga wel weer werken’. Ik werd op de pabo’s in Den Haag niet toegelaten. Vanwege die lange haren. Ze vonden dat dat niet kon voor de klas. Uiteindelijk ben ik wel op een pabo in Rotterdam aangenomen. Kwam ik in een klas waarin we er allemaal hetzelfde uitzagen! Idealen van toen? Idealen heb ik nog steeds. Elk kind dat je uit de stront haalt, is er een. Dat is nog steeds mijn ideaal. Dan moet je ook kunnen zeggen: dat kunnen wij met en het is beter dat of dat. En dat dat advies dan wordt opgepikt.” De afgelopen zomervakantie heeft hij tijdens het schilderen van de boerderij heel veel aan de prinses Ireneschool gedacht. “Is dat een rouwproces?” vraagt hij. “islamitische’ mensen die afscheid nemen slaan hun hand op hun hart. Mooi he?! Zo zit die Schilderswijk ook in mijn hart